Valse meeldauw (Peronospora destructor)

Valse meeldauw komt in bijna alle belangrijke uiengebieden voor. Vooral tijdens perioden met koel, vochtig weer kan de ziekte toeslaan en zorgen voor oogstderving en kwaliteitsverlies.

Symptomen
De eerste symptomen zijn bleekgroene ovale vlekken, waarop later een violetgrijze sporenmassa verschijnt. Aangetast loof is vermeerderd vatbaar voor andere schimmels zoals Alternaria, waardoor het loof zwart wordt.

Ontwikkeling en infectie
De ziekte treedt op bij vochtige weersomstandigheden. De optimale ontwikkelingstemperatuur ligt tussen 15 en 20ºC. Bij een vroege aantasting kan de schade aanzienlijk zijn. Als de omstandigheden voor de schimmel langere tijd gunstig blijven, kan de ziekte zich uitbreiden over grote delen van het veld. Uiteindelijk zullen aangetaste planten vroegtijdig afsterven, wat tot opbrengstvermindering leidt. Geïnfecteerde bollen kunnen gaan rotten. De schimmel kan in de bodem achterblijven of overleven op plantresten, in afvalhopen en in uienopslag. Ook overwinteringsuien en plantuitjes zijn vaak bronnen van infecties. De schimmelsporen worden verspreid door wind en regendruppels. Kieming van de schimmelsporen en infectie van het blad ontstaan onder invloed van regen, dauw of een hoge RV (95%). Eenmaal in de plant groeit de schimmel systemisch en kan dan sporen blijven produceren.

Voorkomen en bestrijden
Plant geen besmette plantuitjes. Zorg voor een goede onderwerking van gewasresten en dek afvalhopen af. Niet over de kop beregenen. Een vruchtwisseling van minimaal 3-4 jaar toepassen. Voer preventief een chemische bestrijding uit als er voor de schimmel gunstige weersomstandigheden op komst zijn.

(Bron: De Groot en Slot B.V. “Belangrijke plagen en ziekten in uien”)